Naar cookie instellingen Hoofdinhoud Hoofdnavigatie

dr. Irene Faber sluit haar habilitatietraject

Banner image

Op 23 april sloot onderzoeker dr. Irene Faber, van het lectoraat Sportpedagogiek, haar habilitatietraject aan de Carl von Ossietzky Universiteit in Oldenburg af. In dit traject heeft zij haar eigen onderzoekslijn met het thema ‘Sporttalent’ ontwikkeld. Haar traject resulteerde in een boek Fulfilling potential in youth sport - Towards a thrifty and sustainable talent approach(opent in nieuw tabblad). Het boek bundelt 13 artikelen over onderwerpen zoals het perspectief op talent, ‘accountability of the system’ en het belang van focussen op ontwikkeling in plaats van prestatie binnen de jeugdsport. Een bijzondere prestatie én interessant onderzoek naar inclusievere sportsystemen. We zochten Irene op en gingen met haar hierover in gesprek. 

Jeugdsport: een plek voor alle kinderen voor (talent)ontwikkeling 

Jeugdsport is een plek waar alle kinderen zich kunnen ontwikkelen. Waar ze zich veilig voelen en waar ze een manier van bewegen vinden die bij ze past. De realiteit is echter anders. Kinderen stoppen bij sportclubs en bewegen minder.  

“Dat kinderen uitvallen heeft verschillende redenen. Het gaat er niet alleen om of een sport motorisch of fysiek bij een kind past, maar ook of een kind zich thuis voelt bij de sportclub. Met mijn onderzoek heb ik gekeken hoe jeugdsport weer beschikbaar wordt voor alle kinderen én hoe dit weer een plek wordt waar ze hun talenten kunnen vinden en vormen. Dat is ongeacht het niveau waarop een kind zich wil ontwikkelen. Sommige willen echt naar de topsport, sommige willen op recreatief niveau blijven. Op alle niveaus moet de mogelijkheid er voor een kind zijn zichzelf optimaal te ontwikkelen” begint Irene.  

“Mijn kinderen zijn hier een grote inspiratiebron in. Ik zie ze opgroeien en wil mij hard maken voor een goede ontwikkelplek waar ze kunnen sporten. Want sport heeft niet alleen een positieve invloed op de gezondheid en welzijn van mensen. We zien dat als kinderen vroeg leren bewegen, dat ze op latere leeftijd blijven bewegen en op die manier minder kans hebben op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten.” 

Foto rechts: onderzoeker Irene Faber

Te smal perspectief op talent  

Een van de dingen die Irene opviel tijdens haar onderzoek was het smalle perspectief op wat talent is. Dat alleen kinderen die uiteindelijk voor medailles gaan talent hebben en dat hier ook op wordt geconcentreerd voor talentontwikkeling en sportaanbod binnen sportverenigingen. Dit smalle perspectief beschrijft Irene in haar boek en pleit voor een breder perspectief.  

“Een goed voorbeeld hiervan kwam ik tegen bij een collega in de sport die training gaf in de turnwereld in België. Die collega vertelde dat er voor kinderen na een bepaalde leeftijd alleen trajecten en talentprogramma’s werden aangeboden op topsport niveau. Dit betekende dat kinderen die daar niet in paste moeten stoppen want er waren geen recreatieve groepen. Dat is dan de keuze van zo’n sportvereniging. Ik vind dat heel bizar,” vertelt Irene.  

“Dat vind ik een te smal perspectief op talent. Het perspectief hierop moet verbreed worden. Iedereen kan namelijk talenten ontwikkelen en iets uit de sport halen. Om kinderen bij de sportclub te houden moet er wel goed begeleid worden, dat vraagt meer aandacht en beter kijken naar de kinderen. Wat past bij iemand? Dat betekent meer maatwerk. Het is niet ‘one size fits all’. Niet iedereen past in hetzelfde keurslijf. We willen dat kinderen hun eigen weg kunnen vinden en daarin begeleid en gecoacht worden.” 

“Ook is de verschuiving binnen de jeugdsport van focus op prestatie naar focus op ontwikkeling belangrijk voor talent. Er bestaat bijvoorbeeld nog steeds de overtuiging dat successen op jonge leeftijd in de sport betekent dat ze later de topsport ingaan. Met als gevolg dat kinderen al vroeg van de sport worden gehaald onder het mom van ‘dit wordt nooit wat’, maar dat is heel resultaatgericht denken. Daar helpen we niemand mee en zeker kinderen niet, want die stoppen dan en daarmee stopt de ontwikkeling ook.”  

‘Accountability of the system’  

Voor een van haar onderzoeken vergelijkt Irene talentonwikkeling binnen de sport met talentprogramma’s binnen het onderwijs. Want wat gebeurt er daar nou eigenlijk op het gebied van talentherkenning en ontwikkeling? Hoe kan sport van onderwijs leren en andersom? Irene haalde hier een belangrijke lessen uit.  

“Onderwijs heeft veel programma’s voor kinderen die voor meer uitdagingen staan. Denk bijvoorbeeld aan kinderen met een taalachterstand. Hier wordt vanuit de school hulp geboden. Vergelijkbare ondersteuning voor kinderen die dreigen uit te vallen of achter te blijven in sport hebben wij toch minder,” legt Irene uit.  

“Er is vanuit de sportclub geen specifiek programma voor kinderen waarvan de ouders minder te besteden hebben en ze daardoor moeten stoppen met sporten of ondersteuning voor kinderen met milde psychische sociale problemen die in een team niet meekomen. Dit komt deels doordat er nog minder focus ligt op deze onderwerpen, maar ook omdat sportclubs veel werken met vrijwilligers die geen opleiding hebben in het sportles geven of omgaan met kinderen die zich anders gedragen. Dat maakt de sportclub als systeem kwetsbaar. Als alles afhankelijk is van die ene vrijwilliger en die valt weg, dan valt er voor een hele groep kinderen de sportmogelijkheid weg. Kinderen moeten kunnen rekenen op het systeem, dat noem ik accountability of the system.” 

De omgeving verbeteren voor het kind zodat er magie ontstaat 

In het verleden deed Irene onderzoek naar talentonwikkeling bij de Nederlandse Tafeltennisbond. Deze onderzoeken richtte zich vooral op het analyseren van de kinderen om te kijken of die iets kon voorspellen over de toekomstige prestatie. Nu kijkt ze meer naar de omgeving van een kind.  

“De interactie tussen kinderen en de sportomgeving is afhankelijk van veel factoren en is soms ongrijpbaar. Je kan namelijk de omgeving beschrijven en je kan het kind beschrijven, maar de interactie is lastig te vangen. Als die interactie goed gaat ontstaat er een stukje magie. Ervoor zorgen dat die interactie goed verloopt, dat is een enorme motivatie voor mij om door te gaan met dit onderzoek,” vervolgt Irene. “Dat past natuurlijk heel goed bij het lectoraat Sportpedagogiek. De omgeving beter maken zodat kinderen een fijnere plek krijgen om zich te kunnen ontwikkelen. Zorgen dat er meer magie ontstaat of het nou de interactie is met een trainer, coach, andere sporters of vrijwilligers bij de sportclub.” 

Praktijk, onderzoek, praktijk en repeat 

Het lectoraat Sportpedagogiek legt met praktijkgericht onderzoek de verbinding tussen de praktijk en theorie. Er komt een vraag vanuit de praktijk, de onderzoekers buigen zich hierover en vormen samen met de praktijk ideeën die vervolgens direct worden getoetst in het werkveld. Een werkwijze die goed bij Irene past. 

“Naast mijn werk, geef ik training en zit ik in het bestuur van de Nederlandse Tafeltennis bond. Ik vind het belangrijk om te weten wat er speelt in de sportwereld. Ik houd graag een been in de praktijk. Als ik alleen onderzoeker zou zijn weet ik niet of ik nog wel de praktijk zo goed kan bedienen,” concludeert Irene. “Daarom voel ik mij ook zo thuis in het lectoraat. Je haalt wat op uit de praktijk, dat onderzoek je, probeer je te verbeteren en dan breng je het terug naar de praktijk. De grote uitdaging zit er vooral in om vervolgens wat je aanbiedt aan de praktijk te laten landen in alle lagen van de sportwereld. Dat is de uitdaging voor de toekomst.” 

Over de habilitatie op 23 april

Voor de afronding van haar habilitatietraject gaf dr. Irene Faber een openbare lezing over Getting Girls into sport op 23 april om 12:00. Deze lezing was via een livestream te volgen. 

Haar boek “Fulfilling potential in youth sport - Towards a thrifty and sustainable talent approach” is hier digitaal te vinden(opent in nieuw tabblad)