Naar cookie instellingen Hoofdinhoud Hoofdnavigatie

Filosofie Foucault als basis voor theoretisch kader voor veilige sport

Banner image

Grensoverschrijdend gedrag in de sport is niet alleen in Nederland een groot probleem, maar wereldwijd. Sportgemeenschappen en wetenschappers proberen een veilige omgeving te creëren voor individuen om in te sporten, maar de toepassing van deze kennis komt in de praktijk nog niet altijd gewenst uit de voeten door verschillende redenen. Eén van die redenen is het feit dat de urgentie om veiligheid te waarborgen binnen de sport nog niet door alle betrokkenen in de sportpraktijk wordt gevoeld. Het Project Building European Safe Sports Together (BESST) heeft als missie om samen met de sportpraktijk en alle betrokken actoren binnen de gemeenschap een verhoogd bewustzijn te creëren dat veilige sport een gedeelde verantwoordelijkheid is. 

Aanleiding en doel

Binnen het BESST-project werken Marleen Haandrikman, onderzoeker bij het lectoraat Sportpedagogiek, en Nicolette Schipper-van Veldhoven, lector bij hetzelfde lectoraat, samen aan een theoretisch kader om dit verhoogde bewustzijn te creëren in de verschillende levels van de sportpraktijk:  macro-, meso- en micro level. Waar het macro level de internationale, continentale en nationale sportnetwerken zijn, vormen de lokale sportgemeenschappen het meso level en de atleten en coaches het micro level.

In het verleden zijn er meerdere handreikingen en toolkits gemaakt om veilige sport te creëren waarbij er heel veel nieuwe initiatieven zijn genomen door wetenschappers en sportgemeenschappen. Maar een groot deel van de initiatieven bereiken niet alle actoren in de verschillende levels van de sportpraktijk. De huidige uitdaging die zich bevindt binnen de disseminatie en toepassing van kennis in de sportpraktijk is tweeledig: top-down en bottom-up. Allereerst sijpelt de kennis vanuit de macro levels en wetenschappers niet altijd door naar de sportpraktijk (top-down). Het is daarbij soms lastig voor de sportpraktijk om de vertaalslag van theoretische kennis naar een praktische toepassing te maken. Om als actor in het macro level (of als wetenschapper) het verschil te willen maken voor de sportpraktijk is die vertaalslag juist zo waardevol en van belang.  Aan de andere kant stijgen de vraagstukken vanuit de praktijk niet altijd naar het macro level waarbij de kennis die wordt gecreëerd niet altijd aansluiten bij de behoeftes van de sportpraktijk (bottom-up). Hierdoor blijft er veel waardevolle kennis en praktische toepassingen liggen op de bovenste plank van het archief. 

Het BESST-project is daarom niet opgezet om ‘weer iets nieuws’ te bedenken waarbij de uiteindelijke uitkomst in het archief beland, maar het project heeft als doel om een weg te vinden door alle lagen van de sportwereld zodat de gewenste kennis en toepassingen gevonden kan worden. Maar omdat te bewerkstelligen, dienen er eerst de onderliggende machtsstructuren binnen de Europese sportpraktijk te worden (h)erkend. 

BESST-consortium: een Europese samenwerking

Het BESST-project is een Europese samenwerking waarbij Haandrikman en Schipper-van Veldhoven de handen in één slaan met verschillende internationale partners. Elke partner is verantwoordelijk voor een werkpakket binnen het project waarbij binnen deze werkpakketten er onderling wordt samengewerkt. Het project heeft zogenaamd vier werkpakketten. Haandrikman en Schipper-van Veldhoven zijn verantwoordelijk voor het eerste werkpakket: het theoretisch kader. 

Om dit theoretische kader op te stellen hebben Haandrikman en Schipper-van Veldhoven gebruik gemaakt van bestaande literatuur. Op die manier hebben ze gekeken wat de huidige staat van kennis is, waar er nog ‘gaten’ zitten in de theorie en hoe ze die kunnen opvangen. Zoals ze zelf stellen: “We hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden, want er is al veel waardevolle en bruikbare kennis”. 

De filosofie van Foucault over machtsverhoudingen is onze maatschappij

Zo kwamen zij uit op de toepassing van de filosofie van Foucault onderliggend aan de huidige problematiek van onveilige sport. Foucault heeft een interessante benadering over de uiting van machtsverhoudingen in de onze maatschappij. Hij veronderstelt dat macht pas ontstaat zodra dit in actie wordt gezet. Het is daarom ook niet tastbaar. Dit betekent ook dat macht niet is verbonden aan een bepaalde identiteit, functie of positie, maar dat macht enkel wordt verbonden aan iemand op basis van de dynamiek tussen mensen. Het probleem rondom het misbruik van machtsverhoudingen zit in het feit dat onze maatschappij eigengemaakte ‘waarheden’ aannemen als de absolute waarheid en daar uiteindelijk ook naar handelen (bijv. de werking van een stoplicht; rood = stoppen, groen = rijden). Hierdoor zijn er bepaalde sociale normen ontstaan die van invloed zijn op hoe mensen zich gedragen en in hoeverre zij zichzelf macht toe-eigenen. Zo ook rondom de positie van actoren in de sport. 

Ter illustratie een voorbeeld van het Noorse dames beach-handbal. Op het Euro 2021 tournament ontvingen zij een boete van €1500 omdat zij korte broeken aan hadden in plaats van de bikinibroekjes die worden voorgeschreven door het reglement van de Europese Handbal Federatie (macro-level). Door ditzelfde reglement mogen mannen korte broeken met een lengte tot 4 cm boven de knie aan hebben. Het interessante hieraan is het feit dat de federatie op een oneerlijke wijze de dames dwingt (en uiteindelijk straft) om zich aan te passen aan hun regels doordat zij een toegeëigende machtspositie innemen. De sociale norm hieronder liggend is het feit dat de sportpraktijk de sportfederatie ziet als een ‘hoge piet’ door hun invloedrijke positie. Maar betekent dat ook dat zij altijd de macht over de meso en micro levels hebben? Nee. In deze situatie kun je je namelijk afvragen waar deze machtsverhouding nu eigenlijk over gaat: verandert er iets aan de sport die de dames uitoefenen als zij korte broeken dragen die hun billen bedekken? 

Werkpakket afgerond, maar nog niet klaar

Het theoretisch kader is gepresenteerd in het consortium en is het uitgangspunt voor de volgende werkpakketten. Ondanks dat het werkpakket van Haandrikman en Schipper-van Veldhoven is afgerond blijven ze betrokken bij het consortium en zullen bij alle andere werkpakketten als sparringpartner optreden. In het bijzonder zien ze een belangrijke rol voor het derde werkpakket: aan de slag met de toolkit. Omdat het lectoraat met praktijkgericht onderzoek vaker theorie in de praktijk toepast, voelen zij zich medeverantwoordelijk voor een goede vertaalslag van abstracte theorie naar een praktische ingang voor de praktijk. 

Hoe nu verder: one size does not fit all

Uiteindelijk is de handreiking in de vorm van een theoretisch kader én een toolkit niet voldoende, want het is niet ‘one size fits all’. Er zijn niet alleen binnen sportclubs in Nederland veel verschillen, maar ook tussen de verschillende landen in Europa. Het is zoeken naar wat hebben ze nodig waarbij het consortium meewerkt, meedenkt en meekijkt naar de behoeftes de sportpraktijk. Dat is een mooie voorzet voor een vervolgproject!