De verhulde rol van vrouwen in de bedrijfsgeschiedenis
Op vrijdagmiddag 1 december 2023 organiseerde de Stichting Bedrijfsgeschiedenis, een netwerk voor bedrijfshistorisch onderzoek, verbonden aan de Universiteit Utrecht een studiemiddag over de verhulde rol van vrouwen in de bedrijfsgeschiedenis. Naast bijdragen van bedrijfshistorici Selin Dilli over de Diversiteit van vrouwelijk ondernemerschap in Nederland, 1899-2020 en Joke Mooij over vrouwen in de financiële sector in Nederland periode 1900-1940, presenteerde promovenda Claudia Hacke de eerste resultaten van haar onderzoek naar familiebedrijven en gender gelijkheid in Nederland (1900-2020).
Bivalente kenmerken
In de familiebedrijfskunde wordt vaak gesproken over de zogenaamde bivalente kenmerken van familiebedrijven; kenmerken die tegelijkertijd een voordeel en een nadeel kunnen opleveren. Denk bijvoorbeeld aan een hoge solvabiliteit (de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen). Door winsten terug te investeren in het bedrijf beschikken familiebedrijven vaak over relatief veel eigen vermogen in vergelijking met niet-familiebedrijven, het zogenaamde geduldig kapitaal. Dit betekent dat investeringen niet snel hoeven te renderen en dat familiebedrijven geen verantwoording hoeven af te leggen aan investeerders die snelle winsten willen zien. Tegelijkertijd kan de voorzichtigheid rondom het uitkeren van winst aan aandeelhouders ook doorslaan in een risico-averse houding waardoor de innovatiekracht van het bedrijf afneemt.
Hoe profiteerden vrouwen die opgroeiden in bedrijfsfamilies?
Het is wellicht niet toevallig dat deze bivalente kenmerken van familiebedrijven ook naar voren komen in het onderzoek van Claudia. Haar onderzoek richt zich op specifieke kenmerken van familiebedrijven, en of deze, in vergelijking met niet-familiebedrijven tot verschillende uitkomsten (kunnen) leiden met betrekking tot gendergelijkheid op de werkvloer. Deze kenmerken worden onderzocht in een historisch perspectief, om te bestuderen hoe zij de gendergelijkheid op verschillende manieren kunnen hebben beïnvloed, afhankelijk van de maatschappelijke context – of met andere woorden, om rekening te houden met veranderingen in de loop van de tijd. Als historica gaat Claudia gebruikmaken van de publieke bedrijfsarchieven van vier (voormalige) ondernemende families met warenhuizen (Schunck, Maussen, Ter Meulen en Van der Veen). Op basis van een internationale literatuurstudie komt Claudia tot haar eerste inzichten, namelijk dat vrouwen die in bedrijfsfamilies opgroeiden mee konden profiteren van een sociaal vangnet, dat zij niet hoefden te solliciteren en hun kennis en vaardigheden konden ontwikkelen. Tegelijkertijd konden zij soms niet terugvallen op een contract of de uitbetaling van loon en hadden vrouwen een slechtere uitgangspositie bij de bedrijfsovername, in vergelijking met hun mannelijke familieleden. Dit had ook te maken met het feit dat vrouwen pas sinds 1957 handelingsbekwaam zijn verondersteld volgens de Nederlandse wet. Claudia hoopt de inzichten van de internationale literatuur te kunnen testen voor Nederland met voornoemde bedrijfsarchieven.
Deze resultaten roepen gelijk ook veel vragen op, namelijk wat voor werk deden de vrouwen in familiebedrijven in het verleden? Waarom werkten zij wel mee in het ene bedrijf, maar niet in het andere? In hoeverre wordt het actief zijn van vrouwen in het bedrijf doorgezet naar de volgende generatie? In hoeverre werden vrouwen voorbereid op een carrière in het familiebedrijf en verschilde deze voorbereiding van hun mannelijke familieleden? Claudia gaat de komende jaren aan de slag met het beantwoorden van deze vragen.
Wij volgen haar werk met interesse!