Terugblik: Mijlpalen vieren
Op woensdag 4 juni organiseerde het lectoraat Bewegen, School en Sport samen met Calo Windesheim het jubileumfeest: ‘Bewegen en sport: Mijlpalen vieren’. Samen met partners, masterstudenten, alumni en collega’s werd er stilgestaan bij 15 jaar lectoraat Bewegen, School en Sport en 10 jaar master Lichamelijke Opvoeding en Sportpedagogiek.
Na een welkomstwoord voor de gasten, blikt lector Ivo van Hilvoorde terug op 15 jaar praktijkgericht onderzoek en 10 jaar master. Inmiddels speelt praktijkgericht onderzoek een belangrijke rol bij het agenderen en het bijdragen aan maatschappelijke uitdagingen én is het onderzoek inmiddels een vanzelfsprekend onderdeel van het onderwijs van Windesheim. Er is sprake van een toenemende uitwisseling van kennis tussen het werkveld, onderwijs en onderzoek.
In de afgelopen 15 jaar is de relatie tussen onderzoek en praktijk wel flink veranderd. Dat is ook mede te danken aan de professionals die de master LO en sportpedagogiek hebben afgerond. De praktijk is altijd het uitgangspunt geweest voor praktijkgericht onderzoek en de rol van die praktijk wordt steeds belangrijker. Zo wordt er bijvoorbeeld in de vorm van living labs in co-creatie met de wijkbewoners, gewerkt aan maatschappelijke vraagstukken.
Dit vraagt om een andere rol van de onderzoeker en om een meer betrokken, innovatieve onderzoekende houding. De rol van de onderzoeker en de doelgroep verandert. De sprekers gaan hier verder op in.
Praktijkgericht onderzoek op het snijvlak van wetenschap, praktijk en activisme
John van der Kamp, bewegingswetenschapper en lid van de kenniskring van het lectoraat, vertelt in zijn lezing over zijn activisme en over hoe hij de straat op gaat voor het klimaat. Hij heeft zich aangesloten bij Scientist Rebellion, een groep wetenschappers die het voorrecht heeft om hun kennis over het klimaat in te zetten voor verandering. John ziet voor zichzelf de opdracht om dat ook te doen in zijn werk als bewegingswetenschapper. Dat betekent verandering in de manier waarop onderzoek wordt gedaan: bijvoorbeeld onderzoeksuitkomsten open source aanbieden en aan slow science doen.
Ook de manier waarop mensen naar de wereld kijken, moet worden aangepast. De eerste stap daarin is het aanpassen van onze dualistische denkbeelden waarbij we natuur tegenover cultuur zetten. Natuur is in dit denkbeeld ondergeschikt aan de mens (cultuur); deze afstand zorgt voor misbruik van de natuur en dat ligt weer ten grondslag aan de klimaatproblematiek. De wetenschap heeft hier een belangrijke rol in gespeeld bij het ontwikkelen van deze dualistische ideeën in de Verlichting waarbij de wetenschap zich afkeerde van de natuur.
Het begin van de verandering van het dualistische wereldbeeld begint bij kinderen. De rol van bewegingswetenschappers en LLO-ers is dan niet affordances opleggen, maar samen met kinderen in participatief onderzoek de eerste stappen zetten, in dialoog zijn en onderdeel zijn van de wereld. Onderzoekers keren zich niet langer af van de natuur, maar gaan in dialoog met een open houding en gaan verbindingen aan met de doelgroep.
De relatie tussen natuur en mens moet hersteld worden. De mens is niet los te zien van de natuur, maar is verstrengeld in de materiële wereld. Hoe kan een bewegingswetenschapper en leraar lichamelijke opvoeding (LLO) hier een bijdrage aan leveren? Door ervoor te zorgen dat kinderen weer verbindingen voelen met de natuur en buiten zijn. Kinderen spelen steeds minder buiten. Ze gaan van een play-based naar een phone-based kindertijd. Dit kan teruggedraaid worden door kinderen weer te laten zien wat de handelingsmogelijkheden of wel affordances zijn buiten. De gymles kan hieraan bijdragen: leerlingen meer blootstellen aan alle beschikbare affordances in de omgeving, leren autonomie te pakken buiten zonder ouders. Dat betekent ook dat de gymles uit de gymzaal wordt gehaald en naar buiten wordt verplaatst.
Nothing about us without us: onderzoek met de buurt
Tijdens haar lezing gaat Klasien Horstman (hoogleraar Filosofie van de Publieke Gezondheidzorg aan de Universiteit van Maastricht) in op participatief onderzoek. Aan de hand van voorbeelden laat ze zien hoe de terminologie tussen 1980 en 2020 in onderzoek en wetenschap afstand creëert tussen de onderzoekers en de doelgroep: mensen in een sociale kwetsbare situatie die minder sporten en bewegen.
Het gevolg? Er ontstaat een wij-zij-insteek: ‘wij’ als wetenschapper met een hoge sociale economische status hebben gelijk, weten het beter en gaan vertellen hoe ‘zij’, mensen met een lage sociale economische status, gezonder moeten leven. De doelgroep wordt niet serieus genomen en door middel van zogenoemde ‘interventies’ wordt er geprobeerd een geconstrueerde groep mensen te veranderen zonder mee te nemen waar deze mensen zelf behoefte aan hebben en welke kennis ze al hebben.
Wijken die het label ‘probleemwijken’ hebben gekregen worden onderzoeksobjecten, onderzoekers vliegen in en uit om data op te halen en gaan ‘op safari’ door deze ‘probleemwijken’. Met als gevolg dat de ‘doelgroep’ niet meer wil meedoen aan onderzoeksprojecten en ze niet meer bereikt worden door initiatieven voor een gezonder leven door middel van sport en bewegen.
Aan de hand van eigen participatief-onderzoek met de buurt, laat Klasien een andere methode van onderzoek zien. Het onderzoek moet niet het uitgangspunt zijn, maar het individu. Er moet goed geluisterd worden naar de doelgroep: wat hebben zij nodig?
Ze stelt een verschuiving voor van interventie naar participatie. De onderzoeker staat open voor input van de doelgroep, heeft geen eigen agenda en gaat echt een verbinding aan met de doelgroep. Ook kijkt ze niet alleen naar individueel gedrag, maar naar de maatschappij: is de publieke ruimte vormgegeven voor beweging of werkt de vormgeving juist beweegongelijkheid in de hand.
Klasien pleit voor slow sience en dat onderzoekers op basis van gelijkheid en vertrouwen contact maken met de mensen om wie het gaat. Dat ‘de ander’ niet jouw project is en moeten doen wat jij zegt. De vooroordelen over opleiding en sociaaleconomische status moeten worden losgelaten. Ze pleit ervoor om de bewoners van de wijk te zien als kenners en eigenaar. Ten slotte heeft de onderzoeker ook de taak om de ‘funding bodies’, degene die subsidies verstrekken, te heropvoeden over welke taal zij gebruiken voor de doelgroep en daarmee hoe ze kijken naar de doelgroep.
Vragen over dit nieuwsbericht?
Stel ze aan de Newsroom via newsroom@windesheim.nl(opent in nieuw tabblad)
Neem contact met ons op
-
Bereikbaarheid
Op werkdagen tussen 09.00 en 17.00 uur